From the Blog

Beslissing 171: Sekspop voldeed niet aan de eisen

1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure volgt uit:
– de memorie van eis (met bijlage(n)) van [consument];
– het memorie van antwoord (met bijlage(n)) van [handelaar];
– het verhandelde ter gelegenheid van de mondelinge behandeling.

1.2. Ten slotte is de beslissing bepaald.

2. De vaststaande feiten

2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of onweersproken gaat de geschillencommissie
uit van de volgende feiten. [consument] is een transgender persoon, die (nog) geen
geslachtschirurgie heeft ondergaan. Daarom heeft [consument] behoefte aan een ‘vrouwelijke’
sekspop.

2.2. Op 16 oktober 2023 heeft [consument] als natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden
buiten haar bedrijfs- of beroepsactiviteit, via de webwinkel ([website]) van [handelaar] als
rechtspersoon, die handelt in het kader van haar handelsactiviteit, een ‘vrouwelijke’ sekspop
besteld. De overeengekomen prijs in geld bedraagt € 2.495,00. [consument] heeft de
overeengekomen prijs in geld, door tussenkomst van een payment service provider, volledig
betaald om de verbeurte van incassokosten te kunnen voorkomen. Op enig moment heeft
[handelaar] de sekspop aan [consument] afgeleverd.

3. Het geschil

3.1. De geschillencommissie begrijpt de vordering van [consument] aldus dat zij wenst dat de koopovereenkomst wordt ontbonden en [handelaar] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de overeengekomen prijs in geld groot € 2.495,00. Aan haar vordering heeft [consument] ten grondslag gelegd dat de sekspop niet de juiste ogen heeft, kleverig is, een nare geur heeft, loslatende wimpers heeft en tijdens de eerste reiniging met het bijbehorend schoonmaakapparaat is gescheurd bij de ‘vagina’ en ‘anus’. [handelaar] is niet in de gelegenheid gesteld om de afwijkingen te herstellen. Door de reeds verstreken tijd heeft [consument] er geen vertrouwen in dat [handelaar] de afwijkingen daadwerkelijk zal kunnen herstellen. Het herstel van de afwijkingen zal weken tot maanden duren.

3.2. [handelaar] heeft verweer gevoerd. Volgens [handelaar] kan de koopovereenkomst niet worden ontbonden, omdat de sekspop niet geschikt is om te worden teruggezonden om redenen van hygiëne en de verzegeling reeds is verbroken. Bovendien is de sekspop vervaardigd volgens de door [consument] opgegeven specificaties. Dat de beide omstandigheden aan de ontbinding van de koopovereenkomst in de weg staan is voor of bij het sluiten van de koopovereenkomst aan [consument] medegedeeld. [consument] heeft zich daarmee akkoord verklaard. [handelaar] onderkent dat zij is gehouden om aan [consument] een sekspop af te leveren die aan de koopovereenkomst beantwoordt. [handelaar] erkent dat de sekspop kleverig is. De sekspop lijkt te vlug te zijn verpakt. [handelaar] begrijpt dat de sekspop niet aan de wensen van [consument] beantwoordt. Daarom heeft [handelaar] aangeboden om de afwijkingen te herstellen. [handelaar] is ervan overtuigd dat zij het recht heeft om een herstelgelegenheid te krijgen. Het argument van [consument] dat het herstel van de afwijkingen lang zal duren, heeft [handelaar] niet eerder gehoord.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4. De beoordeling
4.1. De geschillencommissie zal eerst haar bevoegdheid en de omvang daarvan beoordelen Vervolgens zal worden beoordeeld of aanleiding bestaat om (ambtshalve) te toetsen aan de (toepasselijke) wettelijke informatieplichten en zal die (ambtshalve) toetsing zo nodig worden verricht. Ten slotte zullen de vordering van [consument] en het verweer van [handelaar] worden besproken.

De bevoegdheid van de geschillencommissie en de omvang daarvan

4.2. Zoals de geschillencommissie eerder heeft overwogen, moet zij zo nodig ambtshalve haar bevoegdheid en de omvang daarvan beoordelen, voordat zij het geschil (inhoudelijk) kan behandelen en beslissen (zie ook art. 5 van het procesreglement en art. 6 van het procesreglement). Op grond van art. 17 Gw hebben partijen het recht op toegang tot de overheidsrechter. Door de beslechting van het geschil door onzuiver bindend advies als bedoeld in art. 7:900 lid 2 BW, namelijk een voor partijen bindende beslissing van de geschillencommissie, wordt inbreuk gemaakt op hun recht op toegang tot de overheidsrechter. Daarom moet worden beoordeeld of partijen vrijwillig en ondubbelzinnig hebben gekozen voor de beslechting van het geschil door onzuiver bindend advies.1

4.3. Partijen hebben de toepasselijkheid van het procesreglement aanvaard. Op grond van art.5 van het procesreglement is de geschillencommissie, voor zover van belang, bevoegd om een geschil te behandelen en te beslissen, als het geschil betrekking heeft op een consumentenkoop in de zin van art. 6:230g lid 1 sub c BW en art. 7:5 lid 1 sub a BW, die op afstand of buiten de verkoopruimte is gesloten als bedoeld in art. 6:230g lid 1 sub e of f BW, met een minimaal geldelijk belang groot € 25,00 en een maximaal geldelijk belang groot € 25.000,00.

4.4. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is samen met partijen vastgesteld dat sprake is van een consumentenkoop in de zin van art. 6:230g lid 1 sub c BW en art. 7:5 lid 1 sub a BW, die op afstand of buiten de verkoopruimte is gesloten als bedoeld in art. 6:230g lid 1 sub e of f BW. Het geldelijk belang bedraagt € 2.495,00. Daarom behoort het geschil tot de absolute bevoegdheid van de geschillencommissie.

4.5. Bij de indiening van de memorie van eis heeft [consument] vrijwillig en ondubbelzinnig gekozen voor de beslechting van het geschil door onzuiver bindend advies. De geschillencommissie is ambtshalve bekend met de rechtsverhouding tussen [handelaar] en [naam 2]. Door de toepasselijkheid van de door [naam 2] gebruikte algemene voorwaarden te hebben aanvaard, heeft ook [handelaar] vrijwillig en ondubbelzinnig gekozen voor de beslechting van het geschil door onzuiver bindend advies. De genoemde algemene voorwaarden bevatten een bindend-adviesbeding (art. 11 van de algemene voorwaarden). Daarom is de geschillencommissie bevoegd om het geschil (inhoudelijk) te behandelen en te beslissen.

4.6. Omdat de geschillencommissie niet is gebleken van een afwijkende afspraak, moet zij het geschil inhoudelijk behandelen en beslissen aan de hand van de geldende wet- en regelgeving (art. 6 van het procesreglement). Zoals de geschillencommissie eerder heeft overwogen, vergt het belang van partijen bij rechtszekerheid dat de geschillencommissie ook het wettelijk bewijsrecht toepast, dat in belangrijke mate is voorzien in Afdeling 9 van Titel 2 van Boek 1Rv.2 De geschillencommissie zal het geschil nu (inhoudelijk) behandelen en beslissen.

De wettelijke informatieplichten

4.7. Zoals de geschillencommissie eerder heeft overwogen, moet zij in geval van een consumentenkoop die op afstand of buiten de verkoopruimte is gesloten als bedoeld in art.6:230g lid 1 sub e of f BW zo nodig ambtshalve beoordelen of de handelaar heeft voldaan aan de daarmee verknoopte (toepasselijke) wettelijke informatieplichten. Op grond van art. 6:230n lid 4 BW rust de bewijslast op de handelaar. Aan een schending van de (toepasselijke) wettelijke informatieplichten moet in beginsel een passende maatregel worden verbonden. De maatregel moet doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn (art. 24 lid 1 Richtlijn consumentenrechten).3

4.8. Hierna zal blijken dat de vordering van [consument] moet worden toegewezen. De koopovereenkomst zal worden ontbonden en [handelaar] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van de overeengekomen prijs in geld groot € 2.495,00. De meest verstrekkende maatregel die de geschillencommissie kan toepassen in geval van één of meer schending(en) van de (toepasselijke) wettelijke informatieplichten, namelijk die van algehele vernietiging van de koopovereenkomst, kan niet leiden tot een voor [consument] gunstiger resultaat. De algehele vernietiging van de koopovereenkomst heeft, evenals de ontbinding daarvan (zie hierna), tot gevolg dat [handelaar] de overeengekomen prijs in geld moet terugbetalen (art. 3:53 lid 1 BW, jº art. 6:203 BW en art. 6:204 lid 1 BW)4 Daarom komt de geschillencommissie niet toe aan de (ambtshalve) toetsing aan de (toepasselijke) wettelijke informatieplichten.5

De vordering van [consument] en het verweer van [handelaar]

4.9. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of [consument] het recht heeft om de koopovereenkomst te ontbinden. De geschillencommissie moet toetsen of de afgeleverde sekspop aan de koopovereenkomst beantwoordt als bedoeld in art. 7:17 lid 1 BW. Als dat het geval is, moet worden getoetst of [consument] (overigens) bevoegd is om de koopovereenkomst te ontbinden en het recht heeft op terugbetaling van de overeengekomen prijs in geld. De geschillencommissie komt tot de volgende beoordeling. Daarbij zal onder meer aandacht worden besteed aan de verhouding tussen de bijzondere ontbindingsregeling, die is voorzien in art. 7:22 BW, en de gemeenrechtelijke ontbindingsregeling, die is voorzien in art. 6:265 BW.

Beantwoordt de afgeleverde sekspop aan de koopovereenkomst?

4.10. Op grond van art. 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde sekspop aan de koopovereenkomst beantwoorden. De toestand van de sekspop op het moment van aflevering is beslissend (vgl. ook art. 7:10 lid 1 BW).6 De sekspop moet onder meer de eigenschappen bezitten die [consument] op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten en geschikt zijn voor het doel waarvoor sekspoppen gewoonlijk worden gebruikt (art. 7:17 lid 2 BW en art. 7:18 lid 2 sub a BW). De omstandigheid dat een afwijking eerst na de aflevering van de sekspop mocht zijn ontstaan, sluit niet uit dat de sekspop op het moment van aflevering niet aan de koopovereenkomst heeft beantwoordt op de grond dat [consument] niet behoefde te verwachten dat de betrokken afwijking binnen een bepaalde tijd na de aflevering van de sekspop zou ontstaan.7

4.11. Op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv moet [consument] de feiten stellen en zo nodig bewijzen, waaruit kan voortvloeien dat de afgeleverde sekspop niet aan de koopovereenkomst beantwoordt.8 [handelaar] draagt geen bewijslast van de feiten die zij aan haar eventuele betwisting ten grondslag mocht leggen.9 In het concrete geval is sprake van een bijzondere regel die noopt tot (gedeeltelijke) afwijking van de reguliere verdeling van de bewijslast. Op grond van art. 7:18a lid 2 BW wordt bij een consumentenkoop als de onderhavige vermoed dat de zaak op het moment van aflevering niet aan de koopovereenkomst heeft beantwoord, als de afwijking zich binnen één jaar na de aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Het ligt in voorkomend geval op de weg van de verkoper om tegendeelbewijs te leveren. Ontzenuwing van het bewijsvermoeden is niet voldoende.10

4.12. Art. 7:18a lid 2 BW vormt de implementatie van art. 11 lid 1 Richtlijn verkoop goederen11 en moet bijgevolg richtlijnconform worden uitgelegd.12 Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft overwogen dat de voorganger van de laatstgenoemde richtlijnbepaling, namelijk art.5 lid 3 Richtlijn consumptiegoederen, aldus moet worden uitgelegd dat het daarin opgenomen bewijsvermoeden eerst aan de orde is, als komt vast te staan dat daadwerkelijk sprake is van een afwijking. Als het bewijsvermoeden van toepassing is, moet het ambtshalve worden toegepast, ook als de consument zich daarop niet heeft beroepen.13 Die verplichting geldt niet alleen voor de overheidsrechter, maar ook voor de geschillencommissie (vgl. art. 10 Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting).

4.13. [consument] heeft gesteld dat de sekspop niet de juiste ogen heeft, kleverig is, een nare geur heeft, loslatende wimpers heeft en tijdens de eerste reiniging met het bijbehorend schoonmaakapparaat is gescheurd bij de ‘vagina’ en ‘anus’. [handelaar] heeft erkend dat de sekspop kleverig is. De geschillencommissie begrijpt de stelling van [handelaar] dat zij begrijpt dat de sekspop niet beantwoordt aan de wensen van [consument] aldus dat [handelaar] het bestaan van de overige door [consument] gestelde gebreken niet heeft willen betwisten. Daarom staat vast, althans moet als vaststaand worden beschouwd dat de sekspop niet de juiste ogen heeft, kleverig is, een nare geur heeft, loslatende wimpers heeft en tijdens de eerste reiniging met het bijbehorend schoonmaakapparaat is gescheurd bij de ‘vagina’ en ‘anus’ (art. 149 lid 1 Rv). Aan bewijs wordt in zoverre niet toegekomen.14

4.14. Naar het oordeel van de geschillencommissie brengen de genoemde gebreken met zich mee dat de sekspop niet de eigenschappen bezit die [consument] op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten en niet geschikt is voor het doel waarvoor sekspoppen gewoonlijk worden gebruikt, namelijk ‘bedvogelen’. Daarom beantwoordt de sekspop niet aan de koopovereenkomst. [handelaar] heeft niet gesteld, laat staan bewezen, dat de afwijkingen op het moment van aflevering niet aanwezig waren. De aflevering van de sekspop is kennelijk geschied na 16 oktober 2023, zodat de afwijkingen zich binnen één jaar na de aflevering van de sekspop hebben geopenbaard. De geschillencommissie is niet gebleken dat de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich kan verzetten tegen de toepassing van het hierboven besproken bewijsvermoeden. Daarom moet worden aangenomen dat de sekspop op het moment van aflevering niet aan de koopovereenkomst heeft beantwoord.

Is [consument] bevoegd om de koopovereenkomst te ontbinden?

4.15. Op grond van art. 7:22 lid 1 sub a BW kan [consument] als consument vervolgens bevoegd zijn om de koopovereenkomst te ontbinden. Echter, die bevoegdheid ontstaat in beginsel eerst, als herstel van de afwijkingen en vervanging van de non-conforme sekspop onmogelijk zijn of van [handelaar] niet kunnen worden gevergd, dan wel [handelaar] heeft nagelaten om op eerste verzoek van [consument], binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor [consument], de afwijkingen te herstellen of de non-conforme sekspop te vervangen door een sekspop die wel aan de koopovereenkomst beantwoordt (art. 7:22 lid 2 BW, jº art. 7:21 lid 3 BW).15

4.16. Tussen partijen is niet in geschil dat [handelaar] heeft aangeboden om de afwijkingen te herstellen, maar [consument] van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Door te stellen dat zij er door de reeds verstreken tijd geen vertrouwen in heeft dat [handelaar] de afwijkingen daadwerkelijk zal kunnen herstellen, ziet [consument] eraan voorbij dat zij [handelaar] niet in de gelegenheid heeft gesteld om de afwijkingen te herstellen, zodat niet kan worden aangenomen dat het bieden van een gelegenheid tot herstel zinloos zou zijn geweest. Daarom heeft [consument] ten onrechte nagelaten [handelaar] in de gelegenheid te stellen om de afwijkingen te herstellen en kan [consument] aan het bepaalde in art. 7:22 lid 1 sub a BW niet de bevoegdheid ontlenen om de koopovereenkomst te ontbinden.16

4.17. [consument] kan zich mogelijk wel beroepen op de gemeenrechtelijke ontbindingsregeling, die is voorzien in art. 6:265 BW. Op grond daarvan is de koper vaak en, zoals hierna zal blijken, in het concrete geval eerder bevoegd om de koopovereenkomst te ontbinden, dan op grond van de hierboven besproken bijzondere ontbindingsregeling het geval is.17 In dat verband wordt het volgende overwogen.

4.18. In de nationale rechtspraak pleegt inmiddels te worden aangenomen dat geen geslaagd beroep kan worden gedaan op de gemeenrechtelijke ontbindingsregeling, als de hierboven besproken bijzondere ontbindingsregeling van toepassing is.18 Daaraan ligt mogelijk de gedachte ten grondslag dat de communautaire wetgever met het bepaalde in art. 13 Richtlijn verkoop goederen, namelijk de tegenwoordige communautaire tegenhanger van art. 7:22 BW,19 maximumharmonisatie heeft beoogd.20 Meer of minder strenge nationale normen zijn aldus niet toegestaan.21

4.19. De nationale wetgever heeft aanvankelijk uitdrukkelijk overwogen dat een geslaagd beroep op de gemeenrechtelijke ontbindingsregeling niet is uitgesloten, als (ook) de hierboven besproken bijzondere ontbindingsregeling van toepassing is.22 Weliswaar zijn de betrokken overwegingen gebezigd in verband met de implementatie van de Richtlijn consumptiegoederen, waarmee slechts minimumharmonisatie was beoogd, 23 maar de nationale wetgever is daarvan nooit teruggekomen, ook niet bij de implementatie van de Richtlijn verkoop goederen.24 In de wettekst zijn evenmin aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat toepassing van de gemeenrechtelijke ontbindingsregeling is uitgesloten, als (ook) de hierboven besproken bijzondere ontbindingsregeling van toepassing is.

4.20. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie vloeit voort dat een communautaire richtlijn niet uitsluitend op grond van het communautaire recht kan worden ingeroepen in een geding tussen particulieren voor het buiten toepassing laten van een met de richtlijn strijdige nationale norm. De nationale norm moet evenwel zoveel mogelijk worden uitgelegd in het licht van de bewoordingen en doelstelling van de richtlijn, om tot een oplossing te komen die in overeenstemming is met het daarmee beoogde doel.25 De verplichting tot een richtlijnconforme uitleg van het nationale recht wordt begrensd door de algemene rechtsbeginselen, zoals het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van terugwerkende kracht, en kan niet dienen als grondslag voor een contra legem uitleg van het nationale recht.26

4.21. Waar de nationale wetgever aanvankelijk uitdrukkelijk heeft overwogen dat een geslaagd beroep op de gemeenrechtelijke ontbindingsregeling niet is uitgesloten, als (ook) de hierboven besproken bijzondere ontbindingsregeling van toepassing is, en daarvan nooit is teruggekomen, is naar het oordeel van de geschillencommissie met het rechtszekerheidsbeginsel onverenigbaar om de gemeenrechtelijke ontbindingsregeling niettemin anders uit te leggen.27

4.22. Een communautaire richtlijnbepaling is alleen gericht tot de lidstaten (art. 288 VWEU) en bijgevolg geen ‘een ieder verbindende bepaling van een verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie’ als bedoeld in art. 94 Gw.28 De gelaagde structuur van het Burgerlijk Wetboek en de daarmee verknoopte specialiteitsregel brengen niet zonder meer met zich mee dat exclusieve werking moet worden toegekend aan een bijzondere regel. Of dat het geval is, moet per regel worden beoordeeld.29 Door de aanvankelijke overwegingen van de nationale wetgever kan niet worden aanvaard dat in geval van een consumentenkoop de hierboven besproken bijzondere ontbindingsregeling exclusieve werking heeft. Daarom bestaat geen aanleiding om de gemeenrechtelijke ontbindingsregeling in het concrete geval buiten toepassing te laten.

4.23. Op grond van de gemeenrechtelijke ontbindingsregeling kan [consument] het recht hebben om de koopovereenkomst te ontbinden, als [handelaar] is tekortgeschoten in de nakoming van een op haar rustende verbintenis. Dat is anders, als de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding en haar gevolgen niet rechtvaardigt (de ‘tenzij-bepaling’). De tekortkoming hoeft niet toerekenbaar te zijn. Ook in overmachtssituaties kan ontbinding gerechtvaardigd zijn.30 Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding eerst, als [handelaar] in verzuim is. In art. 6:81 BW, art. 6:82 BW en art. 6:83 BW is bepaald wanneer het verzuim intreedt.

4.24. Volgens de hoofdregel van art. 150 Rv moet [consument] de feiten stellen en zo nodig bewijzen, waaruit kan voortvloeien dat [handelaar] is tekortgeschoten in de nakoming van een op haar rustende verbintenis en, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, [handelaar] in verzuim is. Het ligt daarentegen op de weg van [handelaar] om de feiten te stellen en zo nodig te bewijzen, waaruit kan voortvloeien dat de ‘tenzij-bepaling’ aan de ontbinding in de weg staat. Een beroep op de ‘tenzij-bepaling’ is een bevrijdend verweer en kan alleen slagen, als komt vast te staan dat de tekortkoming niet van voldoende gewicht is.31

4.25. De geschillencommissie heeft reeds geoordeeld dat de afgeleverde sekspop niet aan de koopovereenkomst beantwoordt. Daarom is [handelaar] tekortgeschoten in de nakoming van een op haar rustende verbintenis.32 [consument] heeft gesteld dat het herstel van de afwijkingen weken tot maanden zal duren. In de stelling van [handelaar] dat zij dat argument van [consument] niet eerder heeft gehoord, kan de geschillencommissie geen (voldoende gemotiveerde) betwisting herkennen. Daarom moet als vaststaand worden beschouwd dat het herstel van de afwijkingen weken tot maanden zal duren (art. 149 lid 1 Rv). Aan bewijs wordt in zoverre niet toegekomen.

4.26. Omdat de afwijkingen kennelijk niet aanstonds kunnen worden hersteld, is nakoming tijdelijk onmogelijk en is [consument] in beginsel bevoegd om de koopovereenkomst te ontbinden, ook zonder dat het verzuim is ingetreden.33 [handelaar] heeft geen feiten gesteld die de conclusie kunnen dragen dat de ontbinding van de koopovereenkomst afstuit op de ‘tenzijbepaling’. Daarom zal de geschillencommissie verklaren dat de koopovereenkomst is ontbonden.

4.27. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [handelaar] verklaard dat haar stelling dat de koopovereenkomst niet kan worden ontbonden, omdat de sekspop niet geschikt is om te worden teruggezonden om redenen van hygiëne en de verzegeling reeds is verbroken, terwijl de sekspop is vervaardigd volgens de door [consument] opgegeven specificaties, is ontleend aan het bepaalde in art. 6:230p sub f onder 1º en 3º BW. De bevoegdheid van [consument] tot ontbinding van de koopovereenkomst is evenwel niet gegrond op het herroepingsrecht, dat is voorzien in art. 6:230o BW, maar op de hierboven besproken gemeenrechtelijke ontbindingsregeling.

Heeft [consument] het recht op terugbetaling van de overeengekomen prijs in geld?

4.28. Op grond van art. 6:271 BW heeft de ontbinding van de koopovereenkomst tot gevolg dat partijen zijn bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen. Partijen kunnen ook over een reeds verstreken periode van hun verbintenissen worden bevrijd.34 [consument] heeft de overeengekomen prijs in geld, door tussenkomst van een payment service provider, volledig betaald. De betaling van een geldsom kan gemakkelijk ongedaan worden gemaakt. Daarom moet [handelaar] de overeengekomen prijs in geld terugbetalen.35 De geschillencommissie zal [handelaar] daartoe veroordelen.

4.29. De geschillencommissie geeft [consument] in overweging om de afgeleverde sekspop aan [handelaar] terug te geven. Echter, omdat [handelaar] geen daartoe strekkende, reconventionele vordering heeft ingesteld, kan de geschillencommissie [consument] niet veroordelen om de afgeleverde sekspop aan [handelaar] terug te geven (vgl. art. 8 van het procesreglement).

4.30. Gelet op het voorgaande moet de vordering van [consument] worden toegewezen. Het verweer van [handelaar] dat de koopovereenkomst niet kan worden ontbonden, slaagt niet.

4.31. [handelaar] zal als de in het ongelijk te stellen partij, met toepassing van art. 12 van het procesreglement, worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [consument] begroot op € 25,00 voor vastrecht.

5. De beslissing

5.1. De geschillencommissie:
I. verklaart, dat de koopovereenkomst is ontbonden;
II. beslist, dat [handelaar] wordt veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [consument] te betalen een bedrag groot € 2.495,00;
III. beslist, dat [handelaar] wordt veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [consument] begroot op € 25,00 voor vastrecht;
IV. beslist, dat het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Deze beslissing is gegeven door M.V. Hazekamp, bindend adviseur in Delden (Gemeente Hof
van Twente), als lid van de geschillencommissie.

Tegen de beslissing van de geschillencommissie staat geen rechtsmiddel open. De beslissing is bindend. Op grond van art. 7:904 lid 1 BW is de beslissing vernietigbaar, als zij door de inhoud daarvan of de manier waarop zij tot stand gekomen is, zo zeer gebrekkig is dat de gebondenheid daaraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Op grond van art. 4 van het procesreglement moet een vordering tot vernietiging van de beslissing van de geschillencommissie bij de overheidsrechter aanhangig zijn gemaakt binnen twee maanden na de verzending van de beslissing van de geschillencommissie aan partijen. Voor meer informatie over uw rechten en plichten kunt u contact opnemen met het Juridisch Loket of een rechtsbijstandverlener naar keuze.

[1] https://digidispuut.nl/beslissing-de-noodzaak-van-een-ingebrekestelling-bij-verzuim/
[2] https://digidispuut.nl/555-2/
[3] https://digidispuut.nl/beslissing-naleving-informatieplichten-bij-consumentenkoop-op-afstand/
[1] Geschillencie 5 juni 2023, nr. 145, rov. 4.2, www.digidispuut.nl.
[1] Geschillencie 5 juni 2023, nr. 145, rov. 4.2, www.digidispuut.nl.
[1] Geschillencie 5 juni 2023, nr. 145, rov. 4.2, www.digidispuut.nl.
[1] Geschillencie 5 juni 2023, nr. 145, rov. 4.2, www.digidispuut.nl.
[1] Geschillencie 5 juni 2023, nr. 145, rov. 4.2, www.digidispuut.nl.
[1] Geschillencie 5 juni 2023, nr. 145, rov. 4.2, www.digidispuut.nl.
[6] W.H.M. Reehuis, E.E. Slob & C.J. van Zeben (red.), Parlementaire Geschiedenis van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek. Invoering Boeken 3, 5 en 6. Boek 7. Bijzondere overeenkomsten. Titels 1, 7, 9 en 14, Deventer: Wolters Kluwer 1991, p. 118
[7] HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2410, rov. 3.9.3, NJ 2010/258, m.nt. Jac. Hijma (Gomes e.a./Rental).
[8] Hof ’s-Hertogenbosch 1 juni 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1616, rov. 3.8.7, Prg. 2021/190.
[9] HR 23 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0727, rov. 3.2, NJ 1992/813 (CZF/Van der Velde).
[10] HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1666, rov. 3.2, NJ 2021/353.
[11]Kamerstukken II 2020/21, 35 734, nr. 3, p. 63.
[12] HvJ EG 10 april 1984, ECLI:EU:C:1984:153, § 26, eur-lex.europa.eu (Von Colson en Kamann/Land Nordrhein-Westfalen).
[13] HvJ EU 4 juni 2015, ECLI:EU:C:2015:357, § 55 e.v., NJ 2016/148 (Faber/Hazet Ochten)
[14] HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1510, rov. 3.4, NJ 2020/359 (A./Gemeente Sluis).
[15] Zie voor een uitzondering op de regel: Ktr. Breda 9 november 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:6373, rov. 3.20 e.v., www.rechtspraak.nl.
[16] Vgl. Ktr. Rotterdam 2 juli 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:7483, rov. 5.4, www.rechtspraak.nl.
[17] C.A.N.M.Y. Cauffman, ‘Kroniek Consumentenkoop 2016’, TvC 2018/1, p. 23
[18] O.m. Hof Arnhem-Leeuwarden 22 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1331, rov. 4.8, www.rechtspraak.nl.
[19] Kamerstukken II 2020/21, 35 734, nr. 3, p. 63.
[20] O. 6 e.v. Richtlijn verkoop goederen.
[21] P.J.G. Kapteyn & P. VerLoren van Themaat, Het recht van de Europese Unie en van de Europese Gemeenschappen, Deventer: Wolters Kluwer 2003, p. 268.
[22] Kamerstukken II 2000/01, 27 809, nr. 3, p. 8.
[23] O. 4 e.v. Richtlijn consumptiegoederen.
[24] Vgl. de in zoverre zwijgende wetsgeschiedenis bij de Implementatiewet richtlijnen verkoop goederen en levering digitale inhoud, waarin art. 7:22 BW is besproken: Kamerstukken II 2020/21, 35 734, nr. 3, p. 36; en Kamerstukken II 2020/21, 35 734, nr. 4, p. 4 e.v.
[25] HvJ EU 27 februari 2014, ECLI:EU:C:2014:110, § 48, eur-lex.europa.eu (OSA/Léčebné lázně).
[26] HvJ EG 4 juli 2006, ECLI:EU:C:2006:443, § 110, NJ 2006/593, m.nt. M.R. Mok (Adeneler e.a./ELOG).
[27] Vgl. Rb. Den Haag 6 februari 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:930, rov. 4.11 e.v., SEW 2019/5.
[28] Vgl. HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2723, rov. 3.4.4, RvdW 2015/995.
[29] Castermans & Krans, Samenloop (Mon. BW nr. A21), Deventer: Wolters Kluwer 2019, nr. 5.
[30] W.H.M. Reehuis & E.E. Slob (red.), Parlementaire Geschiedenis van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek. Invoering Boeken 3, 5 en 6. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer: Wolters Kluwer 1990, p. 1010.
[31] HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810, rov. 3.5 e.v., NJ 2019/446, m.nt. Jac. Hijma.
[32] A.J. Rijsterborgh, ‘De vordering tot koopprijsvermindering’, Contracteren 2022/1, p. 4.
[33] HR 11 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD4925, rov. 3.4, NJ 2003/255, m.nt. Jac. Hijma (Schwarz/Gnjatovic).
[34] HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8307, rov. 3.5, NJ 2012/584 (Tyco Fire Nederland/Delata)
[35] Vgl. HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1520, rov. 3.3.2, NJ 2015/352, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (AIS).