From the Blog

Beslissing 165: Slijtage bij een PVC-vloer

1. Onderwerp van het geschil
1.1. Consument heeft van Ondernemer een PVC-vloer inclusief ondervloer, egalisatie, en montage besteld voor een totaalbedrag van € 1157,28. Uiteindelijk is er € 1.173,18 aan Consument gefactureerd. De overeenkomst is buiten de verkoopruimte per mail tot stand gekomen op 8 augustus 2020.
1.2. De PVC-vloer is op 5 oktober 2020 bij Consument gemonteerd door Ondernemer.
1.3. Op 16 maart 2023 heeft Consument contact opgenomen met Ondernemer en gaf zij aan dat de PVC-vloer zoals dit door Ondernemer gemonteerd is in de woning van Consument sterke slijtage vertoont. Op 29 maart 2023 heeft de producent van de PVC-vloer namens Ondernemer bij Consument onderzoek gedaan naar de staat van de PVC-vloer.
1.4. Naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek ontstaat vervolgens een geschil over de verplichtingen van Ondernemer ten aanzien van het herstellen van de gebreken aan de Pvc-vloer.
1.5. Op 5 december 2023 is het geschil door de beoordelaar in behandeling genomen. Op 5 december 2023 en 19 december 2023 is om aanvullende informatie verzocht inzake de aankoopprijs en moment van aankoop.

2. Standpunt van de consument
2.1. Consument eist herstel van de gebreken aan de PVC-vloer op basis van non-conformiteit.
2.2. Consument stelt dat zij niet mocht verwachten de PVC-vloer binnen drie jaren na levering de volgende gebreken zou vertonen:
2.2.A. opstaande hoeken;
2.2.B. versleten bovenlaag.
2.3. Ook wijst Consument op de onderzoeksresultaten van door beide partijen ingeschakelde experts, uit deze onderzoeksresultaten blijkt namelijk dat;
2.3.A. het grondvlak onder de PVC-vloer onvoldoende is geëgaliseerd;
2.3.B. er door Ondernemer een ondervloer gebruikt is bij montage die niet geschikt is voor gebruik in combinatie met de PVC-vloer;
2.3.C. de PVC-vloer zo gemonteerd is dat het tegen de muren aan schuurt.
2.4. Op basis van bovenstaande stelt Consument dat Ondernemer niet heeft voldaan aan de verwachtingen die Consument redelijkerwijs mocht hebben.

3. Standpunt van de ondernemer
3.1. Ondernemer heeft verweer gevoerd en bestrijdt de eis van Consument.
3.2. Hierbij wijst Ondernemer op het feit dat de PVC-vloer niet goed is gelegd, dit blijkt uit het rapport van een door Ondernemer ingeschakelde derde.
3.3. Voorgaande punt is volgens Ondernemer de oorzaak van de schade aan de PVC-vloer, de Pvc-vloer bevatte bij montage geen gebreken en voldeed dus aan de verwachtingen die Consument mocht hebben.
3.4. Ondernemer stelt dat er ook een kans is dat de vloer door vocht beschadigd is. In dit kader heeft Ondernemer aangeboden om delen van de vloer te vervangen die beschadigd waren. In het geval dat na demontage zou blijken dat de beschadigde vloerdelen door vocht beschadigd zijn zou Consument de kosten voor herstel moeten dragen, omdat waterschade voor risico van Consument is.
3.5. Ondernemer stelt daarbij dat de ondervloer, in tegenstelling tot de conclusies van het onderzoek van de derde partij(en), wel geschikt is in het gebruik in combinatie met de PVC-vloer.
3.6. Ondernemer geeft aan dat het aanbod onder punt 3.4 nog steeds geldt.

4. Beoordeling van het geschil
4.1. De beoordelaar heeft het volgende overwogen:
4.2. Centraal staat in dit geschil of Ondernemer conform de verwachtingen die Consument redelijkerwijs mocht hebben geleverd heeft.
4.3. Vast is komen te staan dat de PVC-vloer beschadigd is. Onderzoek van derde partijen heeft uitgewezen dat de oorzaak van deze schade gelegen is in de volgende factoren:
4.3.A. Montage van de PVC-vloer op een ondervloer die niet geschikt is voor gebruik in combinatie met dit specifieke soort PVC-vloer.
4.3.B. Montage van de PVC-vloer met onvoldoende ruimte of speling tot de muren van de woonruimte waarin de PVC-vloer gemonteerd is. Hierdoor krijgt de vloer geen ruimte om natuurlijk uit te zetten en in te krimpen afhankelijk van temperatuur en luchtvochtigheid.
4.3.C. Het grondvlak onder de gemonteerde vloer onvoldoende is geëgaliseerd.
4.4. Beoordelaar heeft geen aanleiding om aan te nemen dat de PVC-vloer an sich gebreken bevatte voor montage.
4.5. Uit art. 7:18a lid 1 onder a BW volgt dat schade die ontstaat naar aanleiding van onjuiste montage, voor zover die montage onder verantwoordelijkheid van de verkoper valt, aan het verkochte product wordt beschouwd als een gebrek in de overeenstemming van de zaak aan de koopovereenkomst. Of de PVC-vloer voorafgaande aan montage gebreken bevatte is in deze dus niet relevant.
4.6. Daarnaast heeft het op de weg van Ondernemer gelegen om degelijk onderzoek te doen naar de compatibiliteit van de PVC-vloer met de ondervloer en de mate waarin het grondvlak in de woning van Consument afdoende vlak was.
4.7. De derde partijen die door partijen over en weer zijn ingeschakeld stellen beide dat de Pvc-vloer niet compatibel is met de gebruikte ondervloer.
4.8. Ondernemer, of althans het personeel dat de PVC-vloer heeft gemonteerd in opdracht van Ondernemer, had gelet op de kennis die kennelijk breder in de branche bestaat zorgvuldiger moeten handelen bij de uitvoering van de overeenkomst tussen partijen.
4.9. Ondernemer heeft niet voldaan aan de verwachtingen die Consument redelijkerwijs mocht hebben op basis van de koopovereenkomst.
4.10. Consument komt op basis van art. 7:21 lid 1 sub b BW herstel van de gebreken toe.

5. Beslissing
5.1. De beoordelaar komt tot de volgende beslissing:
5.2. De vordering van Consument wordt toegewezen;
5.3. Beoordelaar beslist dat Ondernemer binnen zes weken na ontvangst van deze beslissing de volgende gebreken in de vloer van Consument kosteloos herstelt;
5.3.A. De egalisatie wordt zodanig uitgevoerd dat een nieuwe vloer geplaatst kan worden;
5.3.B. Er wordt in samenspraak met Ondernemer een nieuwe vloer inclusief plinten en ondervloer gelegd waarvan de kwaliteit van de PVC-vloer gelijk is aan de eerder gelegde PVC-vloer. Hierbij wordt door Ondernemer in het bijzonder aandacht besteed aan de compatibiliteit van de ondervloer met de te leggen PVC-vloer én het toepassen van voldoende spelingsruimte tussen de vloerdelen en de muren.
5.4. Ondernemer vergoedt de proceskosten voor een totaal van € 25,-.
5.5. Indien Ondernemer geen gehoor geeft aan deze beslissing binnen de gestelde termijnen, verbeurt hij aan Consument een boete van €50,00 per dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van €1.500.

5.6. Aldus beslist DigiDispuut op maandag 15 januari 2024