Beslissing 144: Wettelijke garantie tegenover commerciële garantie
Onderwerp van het geschil
Op 24 november 2022 heeft Consument een televisie met ophangbeugel (hierna: Product) besteld voor een totaalbedrag van € 1298,- inclusief verzending in de webshop Ondernemer gevestigd te Vlissingen. Het Product is op 12 december aan Consument geleverd. Nadat het Product door Consument ontvangen is bleek er, reeds voor de plaatsing van het Product in het huis van Consument, schade te bestaan aan de rand van het scherm. Tussen partijen is een geschil ontstaan ten aanzien van de afhandeling van deze schade en de koopovereenkomst.
Partijen hebben zich op 15-03-2023 met het geschil tot Stichting DigiDispuut gewend.
Op 22 maart 2023 is het geschil door de Beoordelaar in behandeling genomen.
Standpunt van de consument
Consument vordert ontbinding van de overeenkomst met restitutie van het aankoopbedrag. Consument stelt dat de schade aan het Product reeds aanwezig was op het moment dat het Product door Consument is ontvangen en dat Ondernemer het risico voor deze schade draagt. Ook stelt Consument dat zij Ondernemer voldoende mogelijkheid heeft gegeven tot het herstellen van het gebrek, er is inmiddels een aantal maanden verstreken zonder dat Consument iets van Ondernemer heeft gehoord.
Standpunt van de ondernemer
Ondernemer heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling van het geschil
De beoordelaar heeft het volgende overwogen.
Conformiteit van het Product
Uit art. 7:17 lid 2 BW volgt dat een gekochte zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Dat betekent dat de zaak moet voldoen aan de verwachtingen die een koper redelijkerwijs mocht hebben ten aanzien van de eigenschappen van het gekochte product.
Het is niet betwist dat het Product beschadigd is. Gebreken die ontstaan binnen een jaar na ontvangst van een gekochte zaak worden geacht reeds bij het overdragen van de zaak aanwezig te zijn geweest tenzij de aard van de schade zich hiertegen verzet.1 Gelet op de schade is het niet onwaarschijnlijk dat het gebrek tijdens het vervoer is ontstaan, waarbij het risico op schade voor Ondernemer is.2 Dit betekent dat het op de weg van de Ondernemer ligt om te bewijzen dat de schade door toedoen van Consument zou zijn ontstaan door handelingen die verder gaan dan het ‘normale gebruik’ zoals bedoeld in art. 7:17 lid 2 BW. Nu Ondernemer geen verweer gevoerd heeft, concludeert Beoordelaar dat het gebrek aan het Product voor risico van Ondernemer komt op basis van de bewijslastverdeling ex art. 7:18a BW. Het Product beantwoord derhalve niet aan de overeenkomst als bedoeld in art. 7:17 lid 1 BW buiten de schuld van Consument om.
Herstelmogelijkheid
Beoordelaar moet constateren dat Ondernemer geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het gebrek te herstellen. Consument heeft deze gelegenheid wel geboden.
De koopovereenkomst kan derhalve op basis van art. 7:22 lid 1 sub a BW en art. 7:22 lid 2 BW door Consument worden ontbonden.
Beslissing
De beoordelaar komt tot de volgende beslissing:
1) De vordering van Consument wordt toegewezen;
2) Beoordelaar ontbindt de overeenkomst tussen partijen;
3) Ondernemer restitueert het volledige aankoopbedrag inclusief eventueel door Consument gedragen retour-verzendkosten binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
4) Ondernemer vergoedt de proceskosten voor een totaal van € 25,-.
Indien Ondernemer geen gehoor geeft aan deze beslissing binnen de gestelde termijn, verbeurt hij aan Consument een dwangsom van €50,00 per dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van €1.500.
Aldus beslist DigiDispuut op vrijdag 7 april 2023.