Beslissing 211: Vroege schade aan e-bike leidt tot geschil
Onderwerp van het geschil
Op 8 september 2024 heeft Consument via de website van Handelaar een fatbike gekocht. De fiets had een aankoopprijs van € 1,199,00. Ongeveer drie maanden na levering bleek de fiets niet meer naar behoren te functioneren, de trapondersteuning was uitgevallen. Handelaar heeft de fiets ter reparatie opgehaald bij Consument. Hij heeft bij onderzoek van het defect geconstateerd dat de accu vocht liet zien, dat het display niet meer werkte en dat de snelheidssensor kapot was. Handelaar wijt het gebrek aan slecht onderhoud en blootstelling aan water door Consument. Daarom vindt Handelaar dat de reparatiekosten voor rekening van Consument moeten komen. De fiets is nog aanwezig bij Handelaar.
Omdat Consument en Handelaar er samen niet uitkomen heeft Consument de zaak ter beoordeling voorgelegd aan DigiDispuut. Handelaar is aangesloten bij het keurmerk van WebwinkelKeur. Het lidmaatschap vereist voorafgaande instemming met de beoordeling van gerezen geschillen door DigiDispuut als consumenten dit wensen.
Standpunt van de consument
Consument is niet tevreden over zijn aankoop. De fiets vertoont al binnen drie maanden na levering gebreken, de trapondersteuning werkt niet meer en bouten zijn al aan het roesten.
Hij heeft de fiets altijd beschut opgeborgen. De fiets is beslist niet onder water geweest. Consument heeft ermee door de regen en door plassen gefietst, maar daar zou een fiets op gebouwd moeten zijn, vindt hij. Hij eist dat Handelaar de fiets kosteloos repareert of dat Handelaar het volledige aankoopbedrag aan hem terugbetaalt. Tevens eist hij een schadevergoeding voor het feit dat hij de fiets nu al maanden kwijt is.
Standpunt van de Handelaar
Handelaar wijst de eis van Consument af. Hij stelt dat de schade is ontstaan door een gebrek aan onderhoud en/of het blootstellen van de fiets aan water. Daardoor zijn kortsluiting in het elektrische systeem en andere schade aan de fiets, waaronder een defecte accu en vastgelopen remblokken ontstaan. Dergelijke schade valt niet onder de garantie, aldus Handelaar. Handelaar onderbouwt dit met beeldmateriaal, waarop vocht in het accuhuis en vuil en roest op diverse plekken te zien zijn.
Overwegingen
Bevoegdheid
Tussen Consument en Handelaar is op 8 september 2024 een consumentenkoopovereenkomst op afstand tot stand gekomen. Het geschil valt daarmee,
conform artikel 5 van het procesreglement van geschillenplatform DigiDispuut, onder de beoordelingsbevoegdheid van DiDidispuut.
Non-conformiteit en tegenbewijs
Tussen Consument en Handelaar is, zoals gezegd, een consumentenkoop (overeenkomst) tot stand gekomen. Het aangekochte product, de fatbike, dient aan deze overeenkomst te beantwoorden. Dat wil zeggen dat deze – bij normaal gebruik – moet voldoen aan de gerechtvaardigde verwachtingen van de koper. Dit wordt het conformiteitsvereiste of de wettelijke garantie genoemd (artikel 7:17 lid 1 BW). Deze verwachtingen worden mede bepaald door de informatie over het product in de artikelomschrijving op de website en meegeleverde informatie en instructies.
Onder de in dit geschil ingediende informatie is een instructieboekje, waarin onder meer is vermeld dat de fiets een regelmatige inspectie en regelmatig onderhoudt behoeft, dat deze het beste beschut kan worden opgeborgen en niet mag worden ondergedompeld in water. Niet onderdompelen en beschut opbergen zijn voorwaarden die maar voor één uitleg vatbaar zijn. Wat onder ‘regelmatig’ onderhoud en ‘regelmatige’ inspectie moet worden verstaan is echter niet zo duidelijk. Eens per maand is regelmatig, eens per jaar ook. In het algemeen zal men bij onderhoud van een fiets eerder denken aan de jaarlijkse beurt, is de Beoordelaar van mening.
Op basis van consumentenwetgeving wordt een gebrek (een afwijking van wat is overeengekomen) dat zich binnen een jaar na levering van het artikel openbaart, geacht reeds bij levering te hebben bestaan. Dat is te vinden in artikel 7:18a lid 2 BW:
“Artikel 7:18a lid 2 BW
Bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak of de zaak met digitale elementen bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien de afwijking van hetgeen is overeengekomen zich binnen één jaar na aflevering openbaart, tenzij de verkoper anders aantoont of de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.”
Het is aan de consument om aan te tonen dát er sprake is van een gebrek. Maar is dat eenmaal vastgesteld, dan wordt het gebrek op basis van eerder genoemd wetsartikel geacht reeds bij levering aanwezig te zijn geweest. Dat is het uitgangspunt. Het ligt op de weg van verkoper om daarvan eventueel het tegendeel te bewijzen.
De vraag die vervolgens rijst is hoe hard dat tegenbewijs moet zijn. Is het voldoende dat verkoper twijfel doet ontstaan over de oorzaak van het gebrek, moet hij de oorzaak aannemelijk maken, of gaat het om hard en onomstotelijk bewijs. Hieromtrent heeft de Hoge Raad in een arrest van 5 november 2021 1) overwogen:
“Art. 7:18 lid 2 BW [thans artikel 7:18a lid 2 BW] vormt de implementatie van art. 5 lid 3 Richtlijn consumentenkoop en moet dan ook richtlijnconform worden uitgelegd. Art. 5 lid 3 Richtlijn consumentenkoop bepaalt dat het daar bedoelde vermoeden geldt “tot bewijs van het tegendeel”. Voor de toepassing van art. 7:18 lid 2 BW [thans artikel 7:18a lid 2] betekent dit dat van de kant van de verkoper tegendeelbewijs vereist is. Dit vindt bevestiging in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Faber/Hazet Ochten. 2) Hierin is overwogen dat wanneer het vermoeden van art. 5 lid 3 Richtlijn consumentenkoop geldt, de verkoper moet “bewijzen dat het gebrek (…) niet bestond bij de aflevering van de goederen”. Uit het voorgaande volgt dat de verkoper niet kan volstaan met het louter ontzenuwen van het bewijsvermoeden van art. 7:18 lid 2 BW. Het bewijs dat een verkoper moet leveren [bewijs dat het gebrek bij levering niet aanwezig was, maar door abnormaal gebruik maken van het product door Consument is ontstaan] moet dus hard bewijs zijn. Gevolgen van non-conformiteit
In artikel 7:21 en artikel 7:22 BW is te lezen welke rechten een consument heeft indien het geleverde artikel niet voldoet aan zijn gerechtvaardigde verwachtingen. In beginsel is dat herstel of vervanging van het artikel met gebrek. Zijn herstel of vervanging niet geïndiceerd, bij voorbeeld omdat de verkoper daaraan niet wil of kan meewerken, of omdat herstel of vervanging met buitenproportioneel hoge kosten gepaard zou gaan, dan staan een consument andere middelen voor genoegdoening ter beschikking. Een consument kan de overeenkomst dan ontbinden en het aankoopbedrag terugvragen, eventueel aangevuld met een schadevergoeding.
Door Consument is in casu naast reparatie van de fiets een schadevergoeding geëist, wegens het drie maanden niet kunnen gebruiken van de fiets. Een schadeclaim vraagt om bewijs van schade en met name de hoogte daarvan. Consument heeft zijn schade niet met bewijs onderbouwd.
De klachttermijn en vaststelling van het gebrek
Geconstateerde gebreken dienen tijdig te worden gemeld. Onder tijdig wordt door de wetgever verstaan binnen twee maanden na het constateren van het gebrek. Dit is te vinden in artikel 7:23 lid 1 BW. Erkent Handelaar dat het gebrek aanwezig is, dan is het daarmee vastgesteld en gaat de discussie vervolgens over de oorzaak van het gebrek. Consument heeft het gebrek in casu direct na constatering aan Handelaar gemeld. Handelaar heeft de fatbike vervolgens opgehaald en onderzocht. Het gebrek is daarbij vastgesteld.
Handelaar ontkent echter dat het gebrek al bij levering (latent) aanwezig was en stelt dat dit het gevolg is van oneigenlijk gebruik, althans gebrekkig onderhoud en blootstelling aan water van de fiets door Consument. Het geschil tussen Handelaar en Consument gaat in wezen dus over de oorzaak van het gebrek.
Beoordeling van het geschil
De beoordelaar stelt vast dat er sprake is van een consumentenkoop in de zin van Boek 7 BW. Voorts stelt beoordelaar vast dat de fatbike die onderwerp is van het geschil niet voldoet aan de gerechtvaardigde verwachtingen die Consument daarvan mag hebben. Een fatbike moet drie maanden na levering in goede staat verkeren. De trapondersteuning mag niet reeds binnen drie maanden weigeren en de accu en het elektrische systeem mogen het niet al binnen drie maanden na levering opgeven. Koper mocht er in het onderhavige geval vanuit gaan dat hij een fatbike zou ontvangen waarvan hij 5 tot 10 jaar plezier zou hebben, onderhoud en normale slijtage daargelaten.
Heeft een geleverd artikel een gebrek, dan wordt dit in geval van een consumentenkoop geacht reeds bij levering aanwezig te zijn geweest. Een verkoper heeft de mogelijkheid om te bewijzen dat het artikel bij levering géén gebreken vertoonde en dat de gebreken dus door toedoen van de consument zelf, dan wel na overgang van het risico naar de consument, zijn ontstaan.
Een klacht dient door de consument uiterlijk binnen twee maanden na ontdekking te worden geuit, aan welke voorwaarde in casu is voldaan.
Daarmee komen we toe aan de behandeling van het bewijs dat Handelaar heeft aangeleverd teneinde aan te tonen dat de schade niet reeds bij levering aanwezig was, maar later, door toedoen van Consument zelf is ontstaan. Handelaar verwijst hierbij naar beeldmateriaal. Op de foto’s is onder meer vuil op diverse onderdelen te zien, evenals vocht in de behuizing van de accu en rond de trapsensor. De vraag is nu: had Consument vuil en vocht, anders dan ontstaan bij onderdompeling van de fiets, kunnen en moeten voorkomen, of valt het onder normaal gebruik dat de fiets vuil en vocht oploopt.
Beoordelaar is van mening dat het blootstellen van een fiets aan vuil en vocht bij het normale gebruik daarvan hoort. Het niet eenvoudigweg niet te voorkomen dat een fiets wordt blootgesteld aan regen en vocht. Een fiets is een product dat standaard buiten wordt gebruikt, in weer en wind en waarbij het onvermijdelijk is dat ermee door plassen wordt gereden. Daar moet elke fiets tegen kunnen. De fiets mag het niet binnen drie maanden al opgeven en/of roest vertonen. Niet hoeft daarnaast van Consument te worden verwacht dat hij na elke fietsbeurt de fiets inspecteert en helemaal reinigt.
De vereiste Richtlijnconforme interpretatie van de Nederlandse wettekst en het heden ten daagse consumentenklimaat streven een vergaande bescherming van de consument na. Met dat in gedachten mag niet licht worden aangenomen dat de consument een schade zelf heeft veroorzaakt. Is een verkoper van mening dat de schade door toedoen van Consument zelf is veroorzaakt dan wel binnen diens risicosfeer ligt, dan dient hij daarvoor met hard bewijs te komen. Dat zal in vrijwel alle gevallen ondoenlijk zijn, zo ook in het onderhavige geschil.
Concluderend kan worden gesteld dat Verkoper er niet in is geslaagd om te bewijzen dat het gebrek aan de fiets niet reeds bij levering (latent) aanwezig was, maar is ontstaan op een later moment, toen het risico reeds was overgegaan op Consument. Wettelijk gezien kan er daarom van worden uitgegaan dat het gebrek reeds bij levering latent aanwezig is geweest. De reparatie van het gebrek dient daarom voor rekening van Handelaar te komen.
Consument heef ten aanvulling op zijn eis schade geclaimd. Deze claim is echter niet gestaafd door een onderbouwing, reden waarom de beoordelaar deze schadeclaim buiten beschouwing laat.
Beslissing
Beoordelaar acht de klacht van Consument gegrond en komt tot de volgende beslissing:
Handelaar moet de fatbike op zijn kosten repareren en terug bezorgen bij Consument.
Handelaar moet als de in het ongelijk gestelde partij voorts het betaalde klachtengeld ad € 25,00 aan Consument vergoeden.
Handelaar dient binnen 14 dagen nadat nadat de inhoud van deze beslissing aan hem bekend is gemaakt uitvoering te geven aan de verplichtingen die volgen uit deze bindende beslissing.
Aldus beslist door DigiDispuut op 24 maart 2025.
Noten
1) ECLI:NL:HR:2021:1666 – Hoge Raad, 05-11-2021 / 20/02761, overweging 3.2 2) ECLI:EU:C:2015:357